Men is verbaasd over ons niet al te beste richtingsgevoel op de weg. Ik geef toe: het richtingsgevoel van vrouwen is nogal een lijdensweg. Hoewel multitasken meer aan ons is besteed: zonder navigatie kunnen wij niet, want kaartlezen én autorijden staat gelijk aan mensenleed. Lees meer…
Superfoodmanie
Ik moet iets bekennen. Ik heb lang geaarzeld om dit te vertellen, het is immers niet echt iets om trots op te zijn. Sterker nog, het is iets wat het daglicht niet kan verdragen. Maar het is van fundamenteel belang dat de stilte rond dit taboe-onderwerp doorbroken wordt. Ga er dus maar even rustig voor zitten. Ben je er klaar voor? Beloof je niet te zullen lachen? Oké. Komt-ie. [Lees meer…]
De energievreter
‘En wat denk je? Ja, ik heb ook altijd wat…wéér een hernia! Ik ben nog maar net bekomen van mijn driedubbele bronchitis en chronische blaasontsteking en nu dus alwéér last van mijn rug. Mijn medicijnkastje puilt zowat uit, maar het helpt allemaal niks. Om moe van te worden, en het houdt maar niet op. Weet je wat het is… [Lees meer…]
Zijn wij allergisch voor verveling?
Veel mensen hebben al sportend, werkend, racend en vliegend onderhand een soort allergie ontwikkeld voor verveling. Enerzijds klagen we dat we zo veel moeten, anderzijds is druk-zijn een soort status geworden. Zodra winkels een dagje extra dicht zijn, raken we bijkans in paniek. Wat moeten we dán met onze tijd doen? [Lees meer…]
Gastcolumn Dankjewel (Happymoms)
‘EEELF nooovembur IS de daag, dat ik mijn lichtjuh branduh mag!’ hoorde ik Tristan nog als de dag van gisteren vol verwachting aan iemands deur sjilpen, terwijl hij een plastic tasje vol snoep en zijn zelfgemaakte lampion vol lijmsporen bij zich droeg. Sindsdien weet ik: 11 november is de dag, dat ik mijn kind ‘dank je wel’ leren zeggen mag.
Drie jaar oud was hij, en hij kon er na vijf straten, honderd voortuintjes, vijftien gesloten deuren en vijf graden nog altijd geen genoeg van krijgen. Ik wel. Althans, niet zozeer van dat vrolijke, enthousiaste sproetensmoeltje met rode konen en zijn ingestudeerde deuntjes, als wel van mijn eigen chronisch gerepeteerde ‘enwatzegjedan?’. Als een mantra herhaalde ik deze zin, iedere keer als er een
snoepje door zijn publiek in zijn tas werd gedropt, in de hoop dat hij het bij de volgende deur uit eigen beweging zou zeggen. Niet dus. Steeds weer wachtte ik het af. Maar steeds weer bleef het akelig stil, terwijl de ontvanger van zijn liedje leek te denken: kan de jeugd van tegenwoordig ook al geen dank je wel meer zeggen?, waarop ik vlug toch maar weer mijn standaardmantra erachteraan gooide. En jawel hoor, daar kwam dan een standaard ‘dankjewel!’ uit zijn mond gepapegaaid, als een afgericht puppyhondje dat op commando volgzaam gaat zitten.
Na straat nummer zeven, voordeur nummer zoveel en tientallen keren ‘en wat zeg je dan?’, gaf ik het nog niet op. ‘Tristan,’ riep ik met honingzoete maar vastberaden stem toen we naar de laatste deurbel kuierden, ‘als je iets krijgt, moet je niet vergeten dank je wel te zeggen hè?’ ‘Jaahaa, dat weet ik toch!’ antwoordde hij licht geïrriteerd, alsof ik de sufste moeder op aarde ben.
Tristan ging op zijn tenen staan en belde wederom aan. De deur ging na enkele seconden open en een vrouw met wat groeven in haar gelaat en een kort, grijzend kapsel stond in de deuropening. O God, dat is er een van de vorige en dus ouderwetse generatie, besefte ik. ‘EEELF nooovembur IS de daag, dat ik mijn lichtjuh branduh mag!’ zong Tristan geestdriftig opnieuw. De vrouw genoot zichtbaar van zijn optreden. Als dank gaf ze hem een gedateerde mandarijn en het plofte in zijn tasje. Mijn ogen stoofden subiet af op Tristan’s blik. ‘Dit kun je niet menen. Sta ik mij hier uit te sloven voor een snoepje en ik krijg een mandarijn?! Ik lust dat geeneens!’ Ik zou zweren dat ik hem dat hoorde denken en ik dacht dat dit ‘m wederom niet ging worden.
Inderdaad, het bleef geluidloos en mijn ogen gingen terug naar het gezicht van de vrouw. ‘Zeg het, zeg het, zeg het!’ racete stiekem door mijn hoofd. Ik wilde mijn mantra bijna weer uitspreken maar daar kwam-ie dan toch nog uit zijn mond gebulderd. De Dank Je Wel Uit Hemzelf. Ik kon het niet geloven, en de vrouw blijkbaar eveneens niet. ‘Nou zeg,’ riep ze oprecht verbaasd. ‘Ik heb al heel wat kinderen aan mijn deur gehad vanavond, maar ik hoor voor het eerst iemand uit zichzelf dank je wel zeggen!’
‘Ik ook!’ wilde ik haar eigenlijk vertellen, maar ik hield wijselijk mijn mond. Zo’n suffe moeder ben ik nou dus ook weer niet, dacht ik trots. En ik dankte God op mijn blote knieën.
Recente reacties